9789033132230

HIJ WAS VERLOREN EN IS GEVONDEN

H I J WAS VERLOREN EN I S GEVONDEN De gelijkenis van de ontfermende vader Ds. A.T. Hui jser DEN HERTOG - HOUTEN

Omslagillustratie: Rembrandt van Rijn, De verloren zoon, 1636. © 2023 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3223 0 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

INHOUD 1. Van vaders erf naar een vergelegen land 6 Lukas 15:11-13 2. Vaders zoon verloren bij de zwijnen 31 Lukas 15:14-19 3. De thuiskomst van de verloren zoon 54 Lukas 15:20 4. Thuis bij de vader 80 Lukas 15:21-24 5. De verloren oudste zoon 104 Lukas 15:25-32

6 – 1 – VAN VADERS ERF NAAR EEN VERGELEGEN LAND Zingen: Psalm 49:1 Lezen: Lukas 15:1-13 Zingen: Psalm 14:1, 2 en 3 Zingen: Psalm 73:14 Zingen: Psalm 17:7 Gemeente, Het is ons voornemen om een aantal keren stil te staan bij de gelijkenis van de verloren zoon. Het is een opschrift dat niet geheel recht doet aan de inhoud, maar zo is de gelijkenis onder ons bekend.We willen een begin maken met deze gelijkenis door uw aandacht te vragen voor Lukas 15, daarvan de verzen 11 tot en met 13: En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen. En de jongste van hen zeide tot den vader:Vader, geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed. En niet vele dagen daarna, de jongste zoon alles bijeenvergaderd hebbende, is weggereisd in

7 een vergelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk. Wij schrijven onder deze tekstwoorden: Van vaders erf naar een vergelegen land. We letten op: 1. De vraag naar vaders goed, vers 12a. 2. Het verlaten van vaders huis, vers 13a. 3. Het leven buiten vaders oog, vers 13b. De Heere geve ons licht van Boven om deze Schriftwoorden recht te verstaan,maar ook om ons eigen beeld te mogen zien in de spiegel die ons vanuit deze gelijkenis wordt voorgehouden. 1. De vraag naar vaders goed Gemeente, iemand heeft eens gezegd: ‘Al zou de hele Schrift verloren gaan en alleen Lukas 15 behouden blijven, dan zou de kern van het Evangelie zijn bewaard.’Wat is dat waar! Het Evangelie van Gods opzoekende zondaarsliefde schittert ons in dit vijftiende hoofdstuk.Het is een hoofdstuk dat drie gelijkenissen bevat. De Heere Jezus heeft deze gelijkenissen uitgesproken als antwoord op de ontevredenheid van de farizeeën en de schriftgeleerden, over Zijn omgang met de tollenaren en de zondaren. Hij ontving en onderwees hen niet alleen, maar ging zelfs met hen aan tafel. Daarover gaat het in de eerste twee verzen van Lukas 15. Ze vormen de inleiding op de drie gelijkenissen die volgen. Overal waar Jezus komt, zien de farizeeën en de schriftgeleerden hetzelfde gebeuren: er komt volk op de been. En wat voor

8 volk? Bepaald niet het beste volk; en zeker de godsdienstige elite niet van die dagen. Het is het slechtste van het slechtste, het uitschot: tollenaren, landverraders, zondaren; mensen van de zelfkant van de samenleving. En wat doet Jezus? Keert Hij hen de rug toe en houdt Hij hen op afstand, zoals de farizeeën en de schriftgeleerden dat ook deden? Integendeel,Hij roept hen een welkom toe! Hij wordt het niet moe om hen onderwijs te geven. Hij gebruikt zelfs de maaltijd met hen alsof het Zijn beste vrienden zijn. ‘Het met elkaar aan tafel gaan’ was zeker onder de Joden een gebaar van vriendschappelijkheid en van gemeenschap. Welnu, wanneer de gelegenheid zich ook maar voordoet, is er bij Jezus niet de minste aarzeling om aan tafel te gaan bij de tollenaren en de zondaren. Hij heeft hen graag in Zijn gezelschap. En daarin stuit Hij op groot onbegrip bij de farizeeën en de schriftgeleerden. Ze murmureren erover, ze komen ertegenop en verachten Jezus erom. Dat blijkt wel uit wat ze zeggen:‘Deze ontvangt de zondaars, en eet met hen.’ Er klinkt opperste verbazing in door. Hoe komt Hij erbij om juist met zúlken aan tafel te gaan! Om juist zúlken te onderwijzen in de wetten van het Koninkrijk der hemelen! Wat doet de Heere Jezus dan? Snoert Hij Zijn critici de mond door hen te negeren? Door te doen alsof Hij hun verwijt helemaal niet gehoord heeft? Nee, Hij gaat hen onderwijzen; onderwijzen hen die dwalen, om ze te brengen in het rechte spoor. Daarin komt iets uit van Zijn bewogenheid.Niet alleen over de tollenaren en de zondaren, die door de godsdienst al waren afgeschreven en als verloren werden beschouwd, maar ook over die negen en negentig rechtvaardigen die in eigen oog de bekering niet nodig hebben.

9 Daarom roept de Heere Jezus juist hen naderbij. Zij die in eigen oog allang bekeerd en gearriveerd waren, maar die in Jezus’ oog nu juist tot het verlorene behoren. Niet minder verloren dan de tollenaren en de zondaren. Maar wel ánders verloren. De eersten lagen verloren in de ongerechtigheid, de laatsten in hun eigengerechtigheid. En voor beide groepen heeft Hij een Woord. Passend onderwijs, toegesneden op de legering van hun ziel. De Heere Jezus vertelt hun een drietal gelijkenissen. Ze hebben alle drie dezelfde strekking, namelijk ‘dat de Zoon des mensen gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren was’. Dat is de rode draad die door alle drie de gelijkenissen heenloopt. En dan wordt het steeds klemmender.Wellicht is u dat weleens opgevallen. Eerst wordt het verlorene voorgesteld in de verhouding van één op honderd. Dan van één op tien. En in de laatste gelijkenis is het één van twee. Je zou zeggen: het komt stééds dichterbij, het gaat steeds nauwer uit. De aangrijpende werkelijkheid van de verlorenheid wordt al nadrukkelijker aan het hart gelegd. Maar er is nog iets wat opvalt, namelijk dat in deze drie gelijkenissen ieder van de drie Goddelijke Personen hun eigen plaats hebben. In de zoekende herder, vers 1 tot en met 7, valt het licht vooral op de Heere Jezus Christus als de grote Herder der schapen. In de vrouw die de kaars ontstoken heeft, valt het licht vooral op het verlichtende werk van de Heilige Geest. En in de gelijkenis die onze aandacht vraagt, valt het licht vooral op het werk van God deVader. De Heere Jezus wil in geen van deze gelijkenissen volledig zijn. Het gaat om het centrale punt van iedere gelijkenis. Dat moet u vasthouden! Als voorbeeld zou ik de plaats van Chris-

10 tus willen noemen in de weg van de verloren zoon terug naar zijn vader. Al luisterend zou u daarbij kunnen denken: Maar waar is Christus nu? Niemand komt toch tot de Vader dan door Hem? Komt die jongen nu zonder de Middelaar terug en thuis bij God? Maar daar gaat het hier niet over; dat is de spits van de gelijkenis niet. Natuurlijk loopt de weg van het Vaderhuis langs het kruis.We hopen dat vanzelf ook wel uit te werken. Maar de volle nadruk in de gelijkenis ligt daar, dat er weer verloren zondaren bij GodThuiskomen. Natuurlijk kan dat niet buiten de Middelaar om, maar Híj wordt hier niet op de voorgrond gesteld. Zíjn werk ligt vooral in het eerste deel van dat ‘drieluik’, zoals Lukas 15 ook wel genoemd wordt, verklaard, in die zoekende Herder. Nu is het opmerkelijk dat in alle drie de gelijkenissen die beide partijen, waar de Heere Jezus hier mee van doen heeft volgens de eerste twee verzen, een plaats krijgen. De tollenaren en de zondaren enerzijds, en de farizeeën en de schriftgeleerden anderzijds. De eersten, de tollenaren en de zondaren, worden getekend onder het beeld van het verloren schaap, van de verloren penning en van de verloren zoon. En de farizeeën en de schriftgeleerden worden getekend onder het beeld van de negen en negentig schapen, de negen penningen en de oudste zoon. U ziet dus dat in deze gelijkenissen zowel de zondaren als de eigengerechtigde farizeeën en schriftgeleerden een spiegel wordt voorgehouden. Maar niet alleen hen! En laten we de lijn dan vooral maar gaan toespitsen op de gelijkenis die we overdenken. Deze gelijkenis, die wel ‘de parel’ onder de gelijkenissen wordt genoemd, houdt ook u en mij een spiegel voor. Het is van tweeën één: óf verloren liggen en gevonden

1 1 worden, óf verloren liggen en verloren gaan. Dat is de bijna voelbare spanning in deze gelijkenis. Wij zullen onszelf hoe dan ook in deze gelijkenis gaan tegenkomen. Zeker, daar is licht van Boven toe nodig. En laten we daar vooral ook om vragen, opdat we voor het eerst of opnieuw ons bestaan eens thuis zouden krijgen. Maar ook, dat we in een rechte weg mogen komen tot dat allergrootste wonder: om als een in lompen gehulde en bij de zwijnen besmeurde verloren zoon een thuiskomen te mogen vinden bij de Vader. Want dat is toch wat er in Lukas 15 gebeurt. Laten we eerbiedig gaan luisteren naar Hem, Wiens mond niets dan loutere wijsheid voortbrengt. En dan luisteren, niet als mensen die het weten, maar als mensen die om onderwijs verlegen zijn. ‘En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen.’ De Heere Jezus vergelijkt Zijn hoorders hier bij twee zonen uit hetzelfde huisgezin. Ze hebben dezelfde vader en ze zijn onder hetzelfde dak grootgebracht. Ze hebben hun voetstappen staan op hetzelfde erf en ze hebben aan dezelfde tafel gegeten en gedronken. Dat zijn de overeenkomsten. Maar daarbuiten zijn de verschillen o zo groot! Het leven van de ene was bepaald het leven van de ander niet. Die ene zoon, de jongste, is de geschiedenis ingegaan als de verloren zoon.Maar zoals we al zeiden: daarmee is het beeld behoorlijk scheefgetrokken. Want die oudste zoon is niet minder verloren dan de jongste zoon.Aangrijpend genoeg blééf hij verloren toen de jongste behouden werd. De jongste lag verloren in de ongerechtigheid, en de oudste lag verloren in de eigengerechtigheid.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==